Het is woensdag 25 februari 2015 rond een uur of 07:00, ik wordt wakker in een ziekenhuisbed. In tegenstelling tot de week ervoor mocht ik dit keer niet thuis slapen. Dat vond ik erg jammer want deze nacht was ontzettend zwaar. Het is de dag, of nou ja dat moet het gaan worden. Terwijl ik de stukjes slaap nog uit mijn ogen wrijf probeer ik zo stil mogelijk mijn operatie hesje aan te trekken. Ik heb het koud van de zenuwen en ben totaal niet op mijn gemak. Mijn moeder probeert mij gerust te stellen, ik ga zo slapen en wordt wakker als alles klaar is. Normaal gesproken zou je voor de zenuwen een pilletje krijgen, maar vorige week was ik daardoor 24 uur van mijn geheugen kwijt. Dat doen we dus deze keer niet. Het zou fijn zijn als ik nog wat herinner. Niet alles, maar wel bijvoorbeeld waar ik ben en wat er net gebeurd is. Ook hoeft dit keer niet iedereen te weten dat ik geen onderbroek aan heb. Ik kruip onder de dekens en laat een paar traantjes, de dag. De dag waar ik al een half jaar naar uit kijk, vandaag komt er een eind aan de blauwe lippen en nagels, de altijd blijvende vermoeidheid, het buiten adem zijn. Na vandaag kan ik weer hockeyen, fietsen, hardlopen, dansen, springen, lopen. Na vandaag kan ik alles weer wat ik een half jaar geleden nog kon. Vandaag wordt mijn hart eindelijk gerepareerd. Terwijl ik door de gangen van het nog stille ziekenhuis rijd overvalt mij een soort rust. Het komt goed, ik denk aan de nieuwe telefoon die ik ga krijgen als ik straks wakker wordt. Een roze. Ik denk aan alle mooie dingen die ik kan gaan doen als ik straks weer helemaal beter ben. Het gaat goed komen.
Terwijl ik op het OK bed kruip zeg ik tegen de anesthesist iets van ‘je moet er wel voor zorgen dat ik lekker ga slapen he’ hij lacht en knikt. Er worden groen kleurige warmte dekens over mij heen gelegd, een infuus wordt geprikt en ik kijk vol spanning naar mijn moeder. Ze knikt. Dan wordt er een kapje op mijn neus en mond gelegd, het ruikt naar een snoepjeswinkel. Laat dat nu net mijn favoriete winkel zijn. De anesthesist vraagt waar ik over ga dromen. Dat is een simpele vraag. Flash de hond die we net een half jaar hebben. Oh ik kan niet wachten tot dat we weer samen kunnen wandelen. Samen tellen we tot 10, niet van plan te gaan slapen val ik bij 5 toch in een diepe slaap.
Na een heel aantal uur, voor mij voelde dat niet zo maar voor mijn ouders wel, wordt ik wakker. Tenminste ik doe een poging tot, maar zodra ik mijn ogen open doe zie ik een TL buis en een systeem plafond. Niet mijn kamer, dus ik moest nog wel in een droom zijn. Tot dat ik mij herinner dat ik in het ziekenhuis ben en dit de IC is. Heel zachtjes draai ik mijn hoofd, al gaat dat wel heel moeilijk. Ik zie mijn moeder en probeer te praten. Mijn keel doet pijn en ik besluit dat ik nog maar weer even verder ga slapen. Na misschien een uurtje wordt ik weer wakker. Elk spiertje dat er in mijn lijf zit doet pijn, mijn keel bonkt als een mallen. Mijn borst doet zo’n ongelofelijk veel pijn dat ik bang ben dat het nog open is. Iets wat kan gebeuren door zwelling die ontstaat. Voorzichtig kijk ik omlaag, ik constateer dat mijn borst dicht is. Of nou ja, er zijn zoveel draadjes en verbanden dat ik het niet eens kan zien. Er schiet een steek door mijn lijf, ik til mijn hoofd weer op. Dat doen we dus niet nog een keer Caitlen, zeg ik tegen mezelf. De deur van mijn kamer gaat zachtjes open, ik zie mijn moeder binnenkomen. Er gaat een zucht van verlichting door mij heen. Het liefst wil ik roepen ‘mamaaaaa ik leef nog’ maar in plaats daar van spreek ik de beroemde woorden ‘mag ik nu mijn nieuwe telefoon’. Prioriteiten. Ze moet lachen. Nog high van alle pijn medicatie probeer ik duidelijk te maken dat mijn keel zo’n zeer doet. Maar echt heel veel komt er niet uit. Gelukkig begrijpt de verpleegkundige mijn boodschap en brengt ze mij een bekertje ijs blokjes. Wat een verlichting, ik knik als teken dat het helpt. Blij dat die keel minder dof voelt, minder blij dat ik niet kan bewegen. Op eens realiseer ik mij iets, waar is mijn groene dino. Die is altijd bij mij, dat is mijn knuffel. Ik vraag het aan mijn moeder en het beest lag boven mijn hoofd. Mijn besef voor tijd is weg, het zal wel laat zijn. Met dat ik het denk wordt het bed van mijn moeder klaar gemaakt. Gelukkig, mama mag blijven slapen.
Het wordt een nacht van hell. Niemand heeft geslapen. Mama niet, ik niet. Mijn lijf doet zo’n pijn, ik kan niet op mijn buik slapen. Niet even naar mijn zij draaien, mijn handen zijn overgenomen door de infusen en draadjes en kan ze daardoor niet comfortabel neer leggen. Uit mijn buik komen dikke slangen met continu vocht er in. Plassen kan alleen door een katheter, drinken en eten mag niet, terwijl ik zo’n honger en dorst heb. Mijn borst zit vol met plakkers waar ik verschrikkelijk allergisch voor blijk te zijn. Zelfs jeuken kan niet. Ik wil zo graag groot en stoer lijken, maar dit is gewoon drie keer niks. Het gaat niet, dus besluit ik mij over te geven aan de pijn en het verdriet dat ik voel. Ik kon mij geen voorstelling maken bij de dag na mijn operatie. Maar als dat wel was gelukt had ik het nog rooskleuriger gezien dan dat het is. Want dit is verschrikkelijk.
Maar ook deze dag ging weer voorbij. Toen ik op de normale afdeling lag in een eigen box (kamer) dacht ik pas, nu komt het goed. Mijn vader kwam dan eindelijk met mijn lang verwachte nieuwe telefoon. Wat was ie mooi roze, hij stelde hem in en toen was ik weer online. Alleen lukte typen niet, de berichtjes van alle mensen om mij heen kon ik nog niet beantwoorden. Het waren er zo veel dat ik besloot mijn telefoon weer weg te leggen. Het ding maakte mij zo moe, dat was ik ook. Moe, zo moe. De eerste paar dagen heb ik bijna de hele dag geslapen en weinig gegeten. Een van de verpleegkundige kwam met het bericht dat het tijd was om te gaan zitten. Zitten, ik ga helemaal niet zitten. Voortaan ga ik gewoon liggend door het leven antwoorde ik. Ze moest lachen. Maar vooruit, het rug gedeelte van mijn bed kwam omhoog. Kleine beetjes, maar het deed zeer. Dus drukte ik het knopje in van de morfine pomp. Het spul zorgde voor wat verlichting. Maar niet alles. Toen ik eenmaal overeind was kwam ik erachter hoe vet mijn haar wel niet was. Gelukkig bedacht de verpleegkundige zich dat dit het moment was om het haar te wassen.
Met fris gewassen en ingevlochten haar, lieten ze het bed zakken en viel ik weer in een diepe slaap.
Er komt een deel 2.